Variabelen toevoegen en verwijderen

• Klik rechts in de datatabel op de kolomkop van de variabele en selecteer Voeg nieuw toe.

• Het venster Eigenschappen variabelen verschijnt. Selecteer de verbinding: Handinvoer, Formule of Equidistante gegevens.

• Vul de eigenschappen van de nieuwe variabele verder in.
• Bevestig met OK.
• Er wordt een nieuwe variabele toegevoegd aan de tabel. Afhankelijk van de gebruikte verbinding wordt de variabele op de volgende manier ingevuld:
  Handinvoer: lege cellen waar je meteen waarden in kunt typen
  Formule: cellen gevuld met berekende waarden op basis van de gegeven formule
  Equidistante gegevens: cellen van het aantal aanwezige rijen gevuld met equidistante punten in het gegeven bereik
  

• Rechtsklik in het datatabelvenster of klik op het menu Gereedschappen.
• Selecteer Voeg een variabele toe en selecteer in datareeks.
• Selecteer de verbinding: Handmatig, Formule of Automatische vulling.

• Het venster Eigenschappen variabelen verschijnt. Vul de eigenschappen van de nieuwe variabele in.

• Bevestig met OK.
• Er wordt een nieuwe variabele aan de tabel toegevoegd. Afhankelijk van de gebruikte verbinding wordt de nieuwe variabele op de volgende manier ingevuld:
  Handmatig: lege cellen waar je meteen waarden in kunt typen
  Formule:cellen gevuld met berekende waarden op basis van de gegeven formule
  Automatisch vulling: cellen van het aantal aanwezige rijen gevuld met equidistante punten in het gegeven bereik
  

Niet mogelijk wanneer er geen variabelen zijn in de meetreeks.

• Klik links in de datatabel op de kolomkop van de variabele en selecteer Voeg nieuw toe.

• Het venster Eigenschappen variabelen verschijnt. Vul de eigenschappen van de nieuwe variabele in.

• Bevestig met OK.
• Er wordt links in de tabel een nieuwe variabele toegevoegd van het type Handinvoer, die wordt gevuld met lege cellen, één cel per run (meting).
  

• Rechtsklik in het datatabelvenster of klik op het menu Gereedschappen .
• Selecteer Voeg een variabele toe en selecteer in meetreeks.
• Selecteer Handmatig.

• Het venster Eigenschappen variabelen verschijnt. Vul de eigenschappen van de nieuwe variabele in.

• Bevestig met OK. Er wordt een nieuwe Handmatige variabele toegevoegd links in de datatabel. Deze variabele heeft slechts één cel per run (meting).

• Klik in de datatabel op de kolomkop van een door de gebruiker aangemaakte variabele en selecteer Verwijderen.

• Klik op Ja om het verwijderen van de geselecteerde variabele te bevestigen.
• De variabele wordt uit de tabel verwijderd.
  

• Rechtsklik in het datatabelvenster of klik op het menu Gereedschappen .
• Selecteer Verwijder variabele.
• Klik op Ja om het verwijderen van de geselecteerde variabele te bevestigen.
• De variabele wordt uit de tabel verwijderd.