Het gereedschapsmenu van de datatabel is beschikbaar na het klikken op de knop Gereedschappen van het gereedschapsmenu (steeksleuteltje) in het datatabelvenster (alleen wanneer het datatabelvenster is verankerd). Sommige gebieden van de datatabel tonen een iets ander gereedschapsmenu (hotspots).
Toon variabele - Toon of verberg een variabele in data- en meetreeksen.
Voeg een variabele toe - Voeg een nieuwe variabele toe aan data- of meetreeksen.
Verwijder variabele – Verwijder een variabele (alleen mogelijk voor variabelen die zijn toegevoegd door de gebruiker).
Datapunten - Sorteer of verwijder lege datapunten in een datareeks of voeg lege datapunten toe.
Runs - Verwijder, importeer of exporteer metingen of voeg metingen toe.
Zoom - Zoom in op het lettertype dat wordt gebruikt in de datatabel.
Venster Verankeren/Loskoppelen - Koppel het datatabelvenster los of veranker het.
Afdrukken – Print het zichtbare deel van de tabel.
Kopieer naar klembord - Kopieer het beeld van het zichtbare deel van de datatabel naar het klembord.
Help – Raadpleeg de Help.
Eigenschappen – Open het venster Variabele-eigenschappen.
Verwijderen – Verwijder een variabele (alleen mogelijk voor variabelen die zijn toegevoegd door de gebruiker).
Verbergen – Verberg een variabele.
Voeg nieuw toe - Voeg een nieuwe variabele toe aan een data- of meetreeks, afhankelijk aan welke kant van de datatabel de optie wordt geselecteerd.
Eigenschappen – Open het venster Run-eigenschappen.
Verwijderen – Verwijder een meting.
Toevoegen – Voeg een lege meting toe.
Omhoog - Verplaats de geselecteerde meting omhoog.
Omlaag - Verplaats de geselecteerde meting omlaag.